,

Friese bedrijventerreinen hebben ruimte voor vergroening


Alleen al in Friesland liggen 280 bedrijventerreinen met samen 4500 hectare bruto – waarvan 25 tot 40 procent nog onbebouwd is. Netto is er dus al zo’n 2000 hectare beschikbaar, onder andere voor klimaatadaptieve oplossingen: bijna het oppervlak van de stad Leeuwarden. De uitdaging zit niet in méér ruimte, maar in slimmer gebruik van de ruimte die er al is.

Dat inzicht vormde de rode draad van de achtste bijeenkomst van de Groene Gezonde Bedrijventerreinen Estafette (GGBE), op 16 oktober bij afvalverwerker en circulaire schakel Omrin in Heerenveen. Overheden, ondernemers en ontwerpers kwamen daar samen om te verkennen hoe bedrijventerreinen kunnen bijdragen aan een groene, gezonde en toekomstbestendige provincie.

Volgens Hans van der Werf, directeur van de Friese Milieu Federatie (FMF), is het tijd om anders naar bedrijventerreinen te kijken. ‘We denken te vaak in hokjes: hier is natuur, daar is landbouw, en daar ligt het bedrijventerrein. Maar het kan juist een samenhangend systeem zijn’, zei hij tijdens zijn inleiding. ‘We moeten niet automatisch uitbreiden, maar kijken hoe we bestaande terreinen beter kunnen verweven met hun omgeving.’

In Friesland liggen veel bedrijventerreinen nog scherp afgebakend – met harde grenzen tussen woonwijk, zonnepark en bedrijvigheid. Toch ontstaan op kleinere schaal al initiatieven die laten zien dat het ook anders kan. In Oosterwolde hebben ondernemers een natuurinclusieve visie opgesteld voor hun terrein, en in Steenwijk kreeg een braakliggend perceel een ontheffing om natuur te ontwikkelen. ‘Daar zie je biodiversiteit met sprongen vooruitgaan’, aldus Van der Werf. ‘Het laat zien dat bedrijventerreinen ook plekken kunnen zijn waar natuur zich herstelt.’

Biodiversiteit als kernopgave
FMF werkt aan een herstelprogramma biodiversiteit, waarin bedrijven, boeren en inwoners actief worden betrokken. ‘We hebben als provincie gezegd: aan die opgave willen we het hardst werken. Het gaat slecht met insecten en weidevogels, en dat vraagt om tastbare voorbeelden.’ Om draagvlak te creëren, ontwikkelt FMF steunpunten en educatieprogramma’s met partners als IVN. Daarbij draait het niet alleen om natuur, maar ook om welzijn en identiteit. ‘Een groen bedrijventerrein is niet alleen goed voor de biodiversiteit, maar ook een visitekaartje en een prettigere werkomgeving.’

Volgens Van der Werf is er een verschuiving gaande van een programma vol investeringen naar een netwerkbeweging die kennis en voorbeelden deelt. ‘Het begint met inspiratie: laten zien dat het kán, met bestaande middelen en bestaande ruimte.’

Samenwerken
Dat thema van samenwerking kwam terug in de deelsessie “Ontwerp en realisatie” onder leiding van Jeroen Arends, teamleider engineering bij idverde. Hij liet deelnemers ervaren hoe lastig – maar ook hoe kansrijk – het is om verschillende belangen te verbinden.

In een spel op het fictieve bedrijventerrein Grienfild speelden deelnemers afwisselend de rol van gemeente of ondernemer. Met een beperkt budget moesten zij samen vergroening realiseren. Gemeenten bleken vooral te streven naar groene verbindingen tussen bedrijven, terwijl ondernemers eerder investeerden op eigen terrein. Toch bleek er overlap: beide partijen willen dat medewerkers kunnen werken in een gezonde, aantrekkelijke omgeving.

‘Met een paar eenvoudige maatregelen kun je veel bereiken’, zegt Arends. ‘Een parkmanager kan helpen om kleine initiatieven te bundelen, van een picknickbank tot een bloemrijke rand. Zo ontstaat stap voor stap een levend terrein.’ Een deelnemer opperde dat gemeenten kunnen meefinancieren in groendaken, als ondernemers het beheer voor enkele jaren op zich nemen. Arends noemde dat ‘een reële strategie die past bij gedeeld eigenaarschap’.

Ondernemers
Het plenaire gedeelte werd geleid door Margot Ribberink, die in gesprek ging met twee Friese ondernemers: Dick Noteboom van aardappelverwerker Greydanus en Jelmar Helmhout van Omrin. Hun verhalen lieten zien hoe bedrijven vergroening koppelen aan hun identiteit en bedrijfsvoering.

Noteboom: ‘Wij willen uitstralen dat we duurzaam zijn. Ga je bij ons de voordeur in, dan zie je een insectenhotel. Medewerkers kunnen even een rondje lopen of een appel plukken. Dat lijkt klein, maar het maakt werken hier plezieriger.’ Zijn bedrijf investeerde in duizend zonnepanelen en stimuleert ook toeleveranciers om natuurinclusiever te werken. ‘Duurzaamheid is belangrijk, maar het moet ook renderen. Daarom is het goed als gemeenten bedrijven helpen om in beweging te blijven.’

Bij Omrin is die beweging inmiddels structureel. Helmhout: ‘Wij zijn van afvalbedrijf uitgegroeid tot circulaire hub. Met een ecoloog hebben we een ontwikkelplan gemaakt voor drie locaties binnen het programma Werklandschappen van de Toekomst. Daarmee is vergroening verankerd in onze strategie.’ Met budgetten voor bomen, bloemen en insectenhabitats zet Omrin concrete stappen. ‘Onze parkbeheerder Renate zegt altijd: gewoon doen en doorpakken’, vertelt Helmhout. ‘Dat is wat werkt. Nieuwe medewerkers geven aan dat ze juist bij Omrin willen werken vanwege onze duurzaamheidsambities. Dat is pure winst.’

Waarde van groen
In de sessie “Waarde van groen” liet Don Ottenheim, adviseur water en klimaatadaptatie bij Arcadis, zien dat de voordelen van groen nog te weinig worden meegenomen in economische afwegingen. ‘Een op de drie Nederlanders werkt op een bedrijventerrein en 40 procent van het geld wordt er verdiend’, zei hij. ‘Maar vergroening wordt vaak nog gezien als kostenpost, niet als investering.’

Volgens Ottenheim liggen de baten in vermeden kosten: minder hittestress, lagere energiebehoefte, minder ziekteverzuim en een hogere vastgoedwaarde. Daarnaast verbetert de uitstraling richting klanten en bezoekers. ‘Toch weten we nog te weinig, omdat langdurige studies ontbreken. Daarom werken we met Wageningen Universiteit aan onderzoek binnen Werklandschappen van de Toekomst.’

Belangrijk is volgens hem dat gemeenten en ondernemers in gesprek blijven. ‘De baten verschillen per bedrijf. Voor de een is het imago, voor de ander productiviteit. Pas als je weet wat er leeft, kun je vergroening succesvol maken.’ Ottenheim wees ook op de noodzaak van vakmensen: ‘Er is een tekort aan gekwalificeerde groenprofessionals. Dat remt de uitvoering.’

Nieuw evenwicht
De Friese bijeenkomst maakte duidelijk dat vergroening van bedrijventerreinen niet per se om grote investeringen vraagt. Veel terrein is nog onbebouwd en juist daar liggen kansen voor een nieuw evenwicht tussen economie en ecologie. Van der Werf formuleerde het kernachtig: ‘We hoeven niet méér bedrijventerreinen aan te wijzen, maar beter gebruikmaken van wat er al ligt. Als we die ruimte groener, gezonder en biodiverser maken, winnen bedrijven, werknemers én natuur.’

De Groene Gezonde Bedrijventerreinen Estafette trekt de komende jaren verder door het land met nog vier provincies te gaan. In elke provincie groeit het netwerk van ondernemers, ontwerpers en overheden die elkaar inspireren. De bijeenkomst in Heerenveen liet zien dat Friesland al een stap verder is: van losse projecten naar een gezamenlijke visie op groene bedrijvigheid.

Op de bijeenkomst in Heerenveen was ook een delegatie uit buurland België: de gemeente Gent en de vereniging van verenigingen Breekijzer, de Belgische variant van Stichting Steenbreek, toonden zich geïnteresseerd om de estafettevorm te adopteren.

‘De opzet van onze vereniging en de relatie met gemeenten werken in België anders, maar de problematiek komt overeen’, aldus een vertegenwoordiger van Breekijzer. Hij hoopt dat het concept in België ook impact kan maken en samenwerkingen met ondernemers op gang brengt.

Bron: Vakblad Groen en redacteur 

Redacteur/beeld: Jesse Kiel