Kleine gemeenten voelen capaciteitstekort voor alle ambities

Biodiversiteit en klimaatadaptatie staan prominent in veel coalitieakkoorden. Toch blijken veel ambtenaren die zich met deze onderwerpen bezighouden, te worstelen met de uitvoering. Budgetten zijn krap en mensen zijn schaars. Hoe gaan Montfoort, Zeist, Arnhem en De Fryske Marren om met deze uitdagingen? De oplossingen zijn soms verrassend.

Uit het grote Steenbreekonderzoek, dat begin dit jaar heeft plaatsgevonden, komt naar voren dat grotere gemeenten hun ambities op het terrein van biodiversiteit en klimaatadaptie goed op de rit hebben. Er zijn vaak voldoende mensen en beschikbaar, er is budget en plannen zijn helder. Kleine gemeenten voelen wel een capaciteitstekort voor alle ambities.

Zoals Montfoort. Martijn van Buuren werkt bij die gemeente en is zowel coördinator van het beheerteam als adviseur Openbare Ruimte en Klimaatadaptatie. “Oh ja, ik ben ook het aanspreekpunt voor het lokale initiatief en regionaal aanspreekpunt voor het energieloket. Plus, ik heb taken die te maken hebben met nieuwbouwontwikkelingen.”

Dan heb je het alleen maar over de rollen. “Daar zit ook nog een bepaalde gelaagdheid in: strategisch in de regio, beleidsmatig en uitvoerend. Als het beleid is vastgesteld, zorg ik ook voor de uitvoering. Als ik een vergroenings- of energie-actie wil doen, moet ik dat dus zelf oppakken.”

Om al die ballen in de lucht te houden moet hij keuzes maken. “Ik zou bijvoorbeeld graag subsidiemogelijkheid creëren om groene daken te kunnen stimuleren. Die tijd heb ik helaas niet.” Toch weet Van Buuren veel voor elkaar te krijgen. Denk aan de regentonnenactie, ‘steen eruit, plant erin’-actie of de boomspiegelplantdag. Hij krijgt daarbij veel hulp van vrijwilligers. In Montfoort zijn veel actieve bewoners die mee willen helpen met de vergroeningsstrategie.

Lokale initiatieven

Van Buuren koestert de vrijwilligers in zijn gemeente. “Heel mooi dat lokale initiatieven de vergroening of de energietransitie helpen oppakken. Mooi als een gemeente partijen de ruimte geeft om het beleid uit te voeren. Wel moeten we opletten dat we in ons enthousiasme niet een idee van het lokale initiatief overnemen en het dan zelf als gemeente gaan uitvoeren.” Hou de actieve bewoners enthousiast, beveelt hij aan.

Hij roept gemeenten dan ook op om in gesprek te gaan met deze actieve bewoners. “Als gemeente is het goed om te beseffen dat je wel kan vragen, maar niet kunt opleggen. Het zijn tenslotte vrijwilligers.” Om die hulp uit de gemeenschap te borgen moet je meebewegen met de energie die zo’n partij heeft, zegt hij. “Die moet je faciliteren, ondersteunen en aanmoedigen. Treed in contact met bewoners. Juist die mensen die een klacht hebben. Die zijn betrokken. Uiteindelijk draait het allemaal om relatiemanagement.”

De ervaringen van Van Buuren sluiten aan bij de koers van Stichting Steenbreek. Die ziet ook in dat vrijwilligers een bijzondere taak hebben, vooral in kleinere gemeenschappen. Daarom werkt de stichting aan een nieuw onderdeel op haar website om actieve bewoners beter te informeren en te ‘empoweren’.

Burgerberaad

In Zeist heeft Renate Siekman, adviseur Groen en Ecologie in de openbare ruimte, niet de luxe van grote en goed georganiseerde vrijwilligersgroepen. Bovendien moet ze flink bezuinigen. Dat kwam uit een burgerberaad waarbij 150 Zeistenaren met de gemeente meedachten over de begroting. Een van de oplossingen om de kosten terug te brengen, is minder maaien. “Ze zoeken nu uit waar dat veilig kan en nuttig is”, zegt Siekman. Dat is een intensieve klus. De gemeente wil voorkomen dat minder maaien nu, leidt tot hogere onderhoudskosten later.

Een meevaller is het geld dat ze meekreeg voor biodiversiteit. “Dan kunnen we bloemenmengsels inzaaien op stukken waar we niet meer maaien.” Met geld van de provincie zet haar afdeling samen met communicatie in op ontstenen door bewoners. “Daarna volgt natuurlijk ook extra groen.”

Uit het burgerberaad kwam ook de suggestie om snippergroen aan de bewoners over te dragen. Zo zou een hele wijk samen het groenbeheer kunnen overnemen. Ook dat vraagt veel uitzoekwerk, zegt Siekman. “Bewoners zullen dan toch professionele snoeiers moeten inhuren. Takken uit een boom weghalen vereist toch hoogwerkers en deskundigheid. Hoe organiseer je de verdeling van de kosten en de verantwoordelijkheden”, vraagt ze zich af.

Klein beginnen is het devies. “Wij proberen voor klimaatadaptatie Zeistenaren mee te krijgen. We vragen of mensen een stukje groen voor hun deur willen adopteren.” Daarvoor wordt onder meer samengewerkt met een lokaal tuincentrum. “Gelukkig zijn er steeds meer mensen die dat doen en ook andere stukken groen voor hun rekening willen nemen.” Het is een opmaat naar een groter initiatief, maar dat vraagt nog veel tijd en communicatie, denkt Siekman.

Groenbeheer aan een hele wijk overdragen is uitdagend, maar een groenstrook rondom een blok woningen of een flat kan door een vereniging van eigenaars (vve) worden onderhouden. Bewoners zijn in dat geval al georganiseerd en kunnen via hun vve meer invloed uitoefenen op hun directe leefomgeving. “In een woonwijk als Kerkebosch zijn vve’s die dat graag willen doen. Niet heel veel nog, maar het begint te komen.” Waar ze tijd vindt, gaat ze dan ook graag in gesprek met die bewonersorganisaties.

Klimaatadaptatie

Dan heeft Ronald Bos, bestuursadviseur Water en Klimaatadaptatie van de gemeente Arnhem het makkelijker. De coalitie in zijn gemeente wil 12 miljoen euro extra uittrekken voor vergroening en klimaatadaptie. “Al is dat ook zo op hoor”, lacht hij. Toch geeft het hem veel ruimte om de ambities van het college gestalte te geven. Veel plannen lopen via het team Klimaatadaptatie. Daar starten de meeste projecten en kloppen collega’s aan voor advies. “Gelukkig worden ook al veel maatregelen automatisch meegenomen door collega’s bij werkzaamheden.”

Net als in Montfoort en Zeist schakelt hij inwoners in voor de plannen. “Wij doen heel weinig zonder de bewoners in de omgeving.” Neem de herinrichting van de wijk Geitenkamp. Daar was het hoog tijd dat de riolen werden vervangen. Dat geeft kansen voor klimaatadaptie. “We gaan het riool daar gelijk afkoppelen van het regenwater en hebben ook gekeken hoe we de leefomgeving kunnen verbeteren. Samen met bewoners en de woningcorporatie zijn we op het idee gekomen om in een ongebruikt grasveldje een wadi aan te leggen. Met in het midden een mooie verblijfplek met bankjes.”

Voordeel is dat zijn gemeente budget heeft voor deze plannen én dat Arnhem een digitaal platform heeft waar bewoners met elkaar praten over klimaatadaptie. “Bewoners die bewoners informeren, dat werkt toch het beste.”

Om zijn collega’s in de gemeente meer bewust te maken van de noodzaak van klimaatadaptie en biodiversiteit gebruikt Bos graag campagnes waar Stichting Steenbreek mede-initiatiefnemer is. Zoals Het Vergeten Plantseizoen. Hij hoopt dat dit soort campagnes beklijven bij zijn collega’s en rekent op Steenbreek voor ondersteuning bij de interne lobby. “Uiteindelijk wil je dat collega’s de vergroening overnemen. Dat een stedenbouwkundige uit zichzelf zegt: ‘Laten we eerst denken aan klimaatadaptie’. Ik wil dat wij als klimaatteam niet meer nodig zijn: dat is het streven.”

Verbinding

De Fryske Marren is nog niet zover. De gemeente heeft zich net aangesloten bij Stichting Steenbreek en staat aan het begin van haar reis om klimaatadaptie en biodiversiteit ook via Steenbreek in de organisatie te borgen. “We hebben goed gekeken wat andere gemeenten doen”, zegt Femke Beswerda. Zij is trainee bij de gemeente en organiseert samen met collega-trainee Anja Hanenburg een bijeenkomst voor alle betrokken ambtenaren in hun gemeente. Ze krijgen daarbij hulp hun collega Robert van der Galiën, technisch specialist water en riolering.

“Wat opvalt zijn de grote verschillen tussen gemeenten. Waar de een vooral inzet op stenen wippen, richten andere zich op de verbinding met bewoners. Weer andere gemeenten zijn alweer een stuk verder met het implementeren van klimaatambities.” De conclusies van hun onderzoek presenteren Beswerda en Hanenburg tijdens een inspiratiesessie met alle collega’s. “We verwachten een afvaardiging van elk team: een stedenbouwkundige, een collega van communicatie, dorpscoördinatoren, mensen van water, riool en groenvoorziening en natuurlijk de ecoloog en bomenexpert.”

“De sessie vindt plaats in een lokaal tuincentrum”, zegt Beswerda. “We vragen de deelnemers om te vertellen welk percentage van hun eigen tuin is versteend.” Die discussie over hun eigen tuinen moeten onderwerpen als klimaatadaptie, vergroening en biodiversiteit verder in de organisatie brengen. De trainees plannen een jaarkalender met campagnes. “Daarop komen ook werkzaamheden die kansen voor vergroening bieden”, zegt Hanenburg. De Fryske Marren heeft een relatief grote buitendienst, dus er gebeurt al veel op het gebied van vergroening en daar zijn zij trots op. “Uiteindelijk hopen we dat er een Steenbreek-ambassadeur opstaat die het onderwerp onder de aandacht weet te houden.”

Auteur: Marko Faas