Winy Maas: ‘Ik heb een hekel aan de alles-beschermers. De bestaande stad heeft een afschrijftermijn’

De groene stad van de toekomst is een open ‘spons’ die volledig in het landschap past, zegt architect en stedenbouwkundige Winy Maas. Maar zo ver zijn we nog lang niet. Voor nu geldt: binnenstedelijk werken aan een duurzame stedelijke omgeving. Want ook binnen de bestaande rode contouren liggen legio kansen. Het vergt wel visie, durf en leiderschap.

‘De groene stad van de toekomst’. U hebt het er vaak over. Het zijn vrij grote begrippen, stad, toekomst en groen. Hoe moet die stad er concreet uitzien?
‘Groen en toekomst zijn inderdaad brede begrippen. Er is geen eenduidig antwoord op hoe dat in de stad landt, dat maakt het voor journalisten lastig. In het algemeen geldt: we moeten naar een manier van wonen en werken die zich volledig voegt naar de mogelijkheden die de aarde ons biedt. Zodat we het kleine blauwe bolletje overeind houden. Dat is de kortst mogelijke samenvatting van de groene stad van de toekomst.

Aan dit alles zit een korte en een lange termijn. Op de korte termijn gaat het om de huisvesting van de snelle bevolkingsgroei en de krimp van het bewoonbaar areaal. Dat betekent dat we in ieder geval de komende vijftig jaar moeten verdichten. Daar kan je niet omheen, het is nodig. Op de langere termijn is meer mogelijk. We kunnen een stad als een soort spons maken. Levend, biologisch, wendbaar. Van de gebouwen tot aan de openbare ruimte en de leidingen. Dat kan goed samengaan met het landschap, en dan hoef je niet meer per se binnenstedelijk te bouwen.

Maar op de korte termijn geloof ik daar geen bal van. Daarvoor is onze technologische ontwikkeling te traag. We moeten veel meer innoveren met bijvoorbeeld waterhuishouding, hergebruik van biologische materialen en verkoeling. En dus moeten we nu vooralsnog verdichten.’

U schetst een heel holistisch perspectief, met gelijk een aantal praktische barrières. Hoe pas je dit toekomstperspectief toe op een gebied waar mensen al wonen, waar al wegen liggen en gebouwen staan, waar al geleefd wordt?
‘Ik heb een hekel aan de zogenaamde alles-beschermers, aan de vaak strenge (welstands-)diensten, die elk gebouw en gebied willen behoeden voor verandering. Het blokkeert de noodzakelijke vernieuwingen en de snelheid.

Het fijne van de bestaande stad is dat ‘ie een afschrijftermijn heeft. Een façade van een kantoor gaat 25 jaar mee, een constructie 40 jaar, en een rioolsysteem zo’n 80. Die vergankelijkheid kunnen we gebruiken voor de transformatie naar de groene stad van de toekomst. Dat doen we al met beheerplannen en herbestratingsplannen. Kijk bijvoorbeeld naar Rotterdam, waar de waterdoorlatende baksteen aan terrein wint. Maar ook daar moet breder worden gekeken. De samenhang met duurzame mobiliteit kan veel sterker en sneller. Dingen grijpen in elkaar, beseffen we ons steeds meer.

Holisme, zoals jij het noemt, wordt snel gezien als een soort angstvisie. Het was lange tijd iets van de goeroes, met yogaklassen en zen-sessies. Meer en meer worden we ons bewust dat alles met elkaar samenhangt. Dat heeft te maken met de wereldwijde urgentie die we nu ervaren. We kunnen allemaal wat bijdragen, van landschapsarchitectuur tot stedenbouw en bodembeheer.’

‘We kunnen allemaal wat bijdragen, van landschapsarchitectuur tot stedenbouw en bodembeheer’

De bestaande stad is wederom een breed begrip. We hebben wederopbouwwijken, historische centra, bloemkoolwijken, Vinex, noem maar op. Welke typologie biedt de meeste kansen om snel duurzaam, groen en toekomstbestendig te maken?
‘In eerste instantie de binnenstedelijke nieuwbouwgebieden. Daarom vind ik de opgave van Hugo de Jonge zo belangrijk. Met die miljoen woningen kan je een groot duurzaam effect sorteren, reken maar na. Die opgave moet je vervolgens samenvoegen met en in de opgaven voor de bestaande stad. Je moet gelijk een deel van de bestaande voorraad meenemen en verduurzamen. Sociale huurwoningen moet je sowieso elke twintig jaar updaten. Dus laten we die wijken dan nú bijvoorbeeld optoppen, met extra lagen op de bebouwing.  Dan kunnen we duurzame dak-programma’s realiseren.

Ook de bedrijventerreinen bieden kansen. Daar moeten we steviger aan de bak om een nieuwe mix van dienstverlening en werken te krijgen. Het lijkt me fascinerend om een gebied als de Spaanse Polder bij Rotterdam te verbouwen tot duurzame stad van de toekomst. Je maakt de blikken bedrijfsdozen met waardeloze energiehuishouding dan tot een waardevol onderdeel van de stad en het landschap. Met als bonus veel woningen erbij.’

Overheden hebben nu de mond vol van integraal ontwikkelen en ontwerpen. Uit de verkokering, is het credo. Dat sluit aan bij uw verhaal. Hoe landt uw visie bij de gemeenten?
‘Laat ik voorop stellen: ik hou van de overheid. Ik ben voorstander van een sterke overheid die de regie neemt en de provincies en gemeenten helpt bij de realisatie van een fantastisch duurzaam (stads-)landschap. Dat betekent wel dat we een overheid nodig hebben die leiderschap toont, die initiatieven neemt, die onderzoekt en die bekritiseerd kan worden als dat nodig is.

Niet elke gemeente heeft de integratiekunde en het bestuurlijk leiderschap in huis om dit te doen. Ik snap specialisme en het belang ervan, maar het ontbreekt nog steeds aan de brede blik en een onderzoekende houding. Ik moet soms lang shoppen en veel herhalen, ik moet koppig zijn. Niet al mijn projecten en missies lukken volledig.

Het is dan zaak om dat te delen met de buitenwereld,. Zodat we ervan leren. Waarbij je laat zien hoe de verantwoordelijk ingenieurs of beleidsmakers over een bepaalde plek dachten. Liefst zou ik dat op locatie doen, met een stoeptegel met een naam erop. Want iedereen moet de verantwoordelijkheid dragen. Dat valt niet altijd goed, want we willen ambtenaren beschermen. Maar we moeten ons beseffen dat tijd, plaats én persoon samenkomen bij projecten die (mis)lukken.’

Hugo de Jonge is nu ruim een half jaar minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Heeft u goede hoop dat hij die sterke regie brengt, met een brede landschappelijke benadering?
‘De intenties zijn er, maar er moet wel actie komen. Dat heb ik ook tegen De Jonge gezegd. Zorg dat je hier opmerkelijke ruimtelijke regisseurs en deelontwerpers op zet, die sterke ruimtelijke richtingen gaan ontwikkelen voor de duurzame opgave.

Er moet ook een agenda komen die verder gaat dan enkel de aantallen te bouwen woningen. Daarin moet aandacht zijn voor duurzaam en natuurinclusief bouwen, met bijvoorbeeld verplichtingen voor zware daken op woningen. Dan kan ik er groen op zetten. Het moet afdwingbaar zijn, anders kan ik het niet doen. Dit soort principes mogen er sterker in. Ik hoop dat hij snel doorpakt, met visie én de noodzakelijke regelgeving om het hard te maken.’

bron: stadszaken.nl